Griekenland
|
Geld, Geluk en Griekenland (december 1998)
Mijn (T)eerstbeminde, (die ik vanaf nu bij zijn naam zal noemen, het moge duidelijk zijn dat ik veel van hem hield, en het is korter, Frans, dus) was nogal handig met electronische apparatuur. Vooral zenders en aanverwante artikelen hadden zijn onverdeelde belangstelling. Je weet hoe het dan gaat, als je eenmaal die reputatie hebt in je kennissenkring vraagt iedereen die een probleem heeft op dat specifieke gebied je hulp. Zo sta je een draadloze telefoon te installeren, zo plaats je een antenne voor een politiescanner op een dak, en een jachtclubeigenaar, een vriend van een vriend, verzocht om hulp bij het installeren van een nieuwe marifoon. Aldus bracht hij een paar weekeinden door op jachtwerf "de Blauwe Beugel" in Rijssenhout. Terwijl hij aan het solderen en knutselen was raakte hij aan de praat met een oudere man, die zich voorstelde als John, en hem vroeg om ook eens een klusje voor hem op te knappen. Frans gaf hem zijn telefoonnummer, voltooide de installatie van de marifoon, ging naar huis en vergat het gebeuren. Een jaar later werd er op zondagochtend opgebeld, om half acht. Dat zijn tijden dat ik niet op mijn best ben als ik de telefoon al aanneem, wat ik in dit geval deed. Een donkerbruine mannenstem vertelde mij dat zijn vader in het land was en dat hij wilde dat Frans zich binnen een uur bij het Hiltonhotel zou vervoegen. Ik vertelde beleefd dat dat niet mogelijk was, waarop de man vroeg of wij dan misschien diezelfde avond omstreeks zeven uur thuis zouden zijn, zodat wij teruggebeld konden worden. Dat zou wel gaan, dacht ik zo. Ik had eigenlijk geen idee met wie ik gesproken had, maar dat gebeurde vaker. Frans had een uitgebreide kennissenkring, ik deelde die niet helemaal. Die avond werd er inderdaad weer opgebeld, van achter mijn boek hoorde ik de helft van een anderhalf uur durend, enigszins moeizaam gesprek aan, vooral over communicatie-apparatuur. Verbijsterd legde Frans uiteindelijk de hoorn neer. "Waar denk je dat hij vandaan belde?" vroeg hij mij. Ik had geen idee, ik wist niet eens wie het was. "Het was die man van de Blauwe Beugel, uit Liechtenstein!" meldde Frans, met zijn jas al aan. Hij reed nog dezelfde avond naar Rijssenhout, hij wilde weleens weten wie hij nou aan zijn fiets had hangen. John bleek een extravagant rijk man te zijn. De man van de Blauwe Beugel wist te vertellen dat hij huizen bezat in Singapore, Zwitserland, Griekenland, Holland, Liechtenstein en Monaco. Hij had ook vier zeewaardige jachten, en daarvoor had hij Frans gevraagd om navigatie-apparatuur te plaatsen, en ook om op termijn de vestigingen van zijn bedrijf draadloos met elkaar te verbinden, teneinde porto en telefoonkosten te besparen. Internet was nog geen gemeengoed, toen. In de loop van de week die daarop volgde werd er 40.000 gulden langs gebracht door een koerier, om apparatuur aan te schaffen, wat Frans kwijlend deed. Een beetje verontrust volgde ik de ontwikkelingen, dit was wel even wat anders dan een babyfoon repareren. Frans deed voor deze "opdrachtgever" wel heel erg zijn best, hij praatte over niets anders meer. Toen kwam er weer een telefoontje, John Himself vroeg of Frans zin had het volgende weekeinde alvast te beginnen, in Griekenland, en of, als deze eerste samenwerking naar tevredenheid verliep, in vaste dienst te komen. Er stond een huis plus kantoor beschikbaar in Athene, en dan zou hij van daaruit de technische ondersteuning van het Project Communicatie gaan doen. Dat is niet zo makkelijk als het lijkt, etherfrequenties zijn niet openbaar, je hebt een hele reeks vergunningen en ontheffingen nodig, vooral als je wereldwijde plannen hebt. Ik handhaafde de houding van: "Eerst zien dan geloven," wat een stevige woordenwisseling tot gevolg had, Frans geloofde dat zijn Amerikaanse Droom als Griekse droom uitkwam. Ik niet. Stiekem zocht ik toch wat algemene informatie op over Griekenland, waar ik weinig meer van wist dan wat je in reisbrochures leest. Wat ik tegenkwam stemde me niet erg optimistisch. Ondanks mijn scepsis, ook ik begon vóór er ook maar een beer in de buurt was, al over de prijs van zijn huid te denken. Verhuizen naar Griekenland... John zou dat zelfde weekeinde zijn verjaardag vieren in Athene, en daarom werd ik ook uitgenodigd. Wij zouden erheen gaan met zijn eigen vliegtuig, vanaf Zestienhoven, en dan zou de gekochte apparatuur met een vrachtvlucht meegaan. Ik regelde inderhaast oppas voor de kleintjes en pakte mijn beste kloffie in. Halverwege dat werkje werd ik opgebeld, het vliegtuig stond met panne, Frans en de rest van het gezelschap zouden een lijnvlucht nemen, ik kon niet mee. Ik belde de oppas weer af, pakte weer uit en zakte halverwege opluchting en teleurstelling op de bank neer. Toen werd ik opgebeld door Air Olympus, dat er een plaats voor me gereserveerd en betaald was, eerste klas, Amsterdam Athene aanstaande vrijdag. De toon voor het hele weekeinde was hiermee gezet, hoewel ik dat achteraf pas inzag. Ik pakte weer in, en belde de oppas weer. Eigenlijk wilde ik niet mee, ik had drempelvrees, en ook wel iets van omgekeerd snobisme... Wat moest ik tussen die mensen waar ik waarschijnlijk niks mee gemeen had. Voor alle duidelijkheid, het minimuminkomen was toen ons deel. Maar ik kon moeilijk weigeren ook, stel dat het echt wat werd, Frans was al zolang werkeloos... In het vliegtuig ontmoette ik zoon en kroonprins Wayne, zijn oogverblindende vrouw Valerie, en twee advocaten die, naar later bleek tot de vaste entourage van Godfather John hoorden. Ik voelde me inderdaad nogal ongemakkelijk, hoewel ze allemaal erg vriendelijk waren. Hun leven was wel heel erg anders dan het mijne. Valerie had een origineel van Yves-saint Laurent bij zich voor het verjaardagsfeest, ik een cee en aatje. Zij besteedde haar vrije tijd aan prive lessen aquarelleren, en had een exclusief boetiekje om een beetje bezig te blijven, ik zat avond aan avond thuiswerk te doen wat bij te verdienen.. Drie uur vliegen, een half uur taxi en we arriveerden in de Griekse Residentie. Een huis als in Dynastie: glimmende houten vloeren, een soort van restaurantkeuken, gouden kranen, dode beestenvelletjes op de toiletzittingen, (echt!) en drie man personeel. Een huishoudster, een tuinman en een soort van Butler/ober/lakei/kamerbediende, die het hele jaar in de bijgebouwen woonden en het huis onderhielden voor de twee maanden dat de eigenaar het huis bewoonde. Ik ontmoette John nu ook zelf. Hij was een mager mannetje van 63 jaar, met hele doordringende ogen en een merkwaardig spraakgebrek. Ik heb een paar maal met hem gesproken, maar helemaal niet begrepen waar hij het over had. Hij had een paar theorieën die nogal aanvechtbaar zijn (vernam ik via het tactvolle vertaalwerk van zijn zoon) hij was bijvoorbeeld van mening dat iedereen te koop is. Toen ik hem daarin tegensprak zei hij: "Maar je bent hier toch heen gekomen? Dat kostte mij niet meer dan een vliegretour." Uitgeluld was ik. (toen bepaald nog niet zo bijdehand als ik nu soms denk dat ik ben) Het gezelschap groeide tegen de avond, de catering arriveerde, en terwijl de voorbereidingen voor het feest een aanvang namen, kregen wij (Frans, Wayne, Valerie, de advocaten en ik) een sleutel en een adres van "de flat" daar moesten wij maar bivak maken, dan konden wij daar slapen gedurende het weekeinde. Wij reden erheen met de limousine-met-chauffeur van John. Het appartementencomplex waar de flat zich bevond werd bewaakt door een conciërge. Hoogst verbaasd was hij want: "Er is al zes jaar niemand meer in die flat geweest, behalve personeel." Boven aangekomen troffen wij een penthouse, met een dakterras (zes hoog) en zeven slaapkamers, volledig ingericht en klaar voor gebruik. Na optimaal gebruik gemaakt te hebben van de twee badkamers togen wij vol goede moed naar het feest, met de taxi dit keer. De herinnering aan het feest is wat wazig. Tout Athene was uitgelopen, aan kleding en gedrag te zien de "rich and famous" in ieder geval. Dames in groot gala van Chanel, Ungaro, heren in smoking met puntige lakschoenen. Ik heb een beetje rondgelopen, eigenlijk niet in staat om me te vermaken. Ik spreek geen Grieks, dat was al een handicap, en goed converseren is al een kunst op zich, ook in het Engels. De meeste gasten schaarden zich rondom een man met een bezouki, en zongen Griekse liederen. Frans had een gemeenschappelijke interesse ontdekt met Oswald (Echt! Zo heette hij!) de jongste zoon en het spreekwoordelijke zwarte schaap, te weten: Chivas Regal. Om een uurtje of vijf was het feest afgelopen, een paar dienstige types begonnen op te ruimen, verspreid over het huis lagen mensen op de grond, op banken en in badkuipen de alcohol te verwerken. Ik besloot maar een tuinstoel te gaan bezetten, en ook even te proberen wat te slapen. Op dat moment werd er medegedeeld dat we ons gingen verplaatsen. John had bedacht dat het hele gezelschap zich moest begeven naar zijn boot, die vlakbij lag in Piraeus, en dat we gezellig met zijn allen een stukje gingen varen. Een aantal bezoekers klom lodderig overeind en ging naar huis, een man of vijftien zag een tochtje op het water wel zitten. De limousine werd gemobiliseerd, en een paar taxis, inderhaast zag Wayne nog kans onze bagage weer uit de flat op te halen, en naar de haven gingen wij, nog steeds gekleed in feestpak. Op de boot troffen wij nog twee mannen, eentje voor het onderhoud aan het schip, en eentje die het varen kon, want dat was geen kattedrek. Enorm groot was het, twee badkamers, twaalf hutten van royale afmetingen, een prima geoutilleerde keuken, kortom, zoiets had ik nog nooit van dichtbij gezien. Het schip had ook echt een brug (geen stuurhut.) Om een uurtje of zes was het gezelschap compleet, en voeren wij af naar een eilandje voor de Griekse kust. Het weer was prachtig, de zee diepblauw, en na de doorwaakte nacht besloot ik maar wat te slapen. Toen ik wakker werd was het schip voor anker gegaan bij een eilandje, en was Wayne zwemmend naar het strand gegaan om twee waterfietsen te huren waarmee wij aan land zouden kunnen gaan. Er was namelijk geen roeiboot of zo iets aan boord, en ook niks wat betreft eten of water. Zelfs met al het geld van de wereld krijg je in Athene om zes uur zaterdagochtend geen winkel open, kennelijk. Er arriveerde wat frisdrank, ik zwom met Valerie en nog een meisje, Ruby, een tijdje rond om de boot, lag een uurtje te zonnen en toen kreeg de familie ruzie. Echt zon ruzie van schelden en schreeuwen en mokkende stiltes waarbij de strijdende partijen proberen medestanders te vinden tussen de gasten, uiterst pijnlijk. Waarover het ging weet ik niet, en bij ruzies wordt er toch meestal weer van alles bijgehaald wat niks met het oorspronkelijke geschil te maken heeft. De lange boze tirades van John verstond ik sowieso al niet, en ik probeerde me tactisch uit de buurt te houden. Er waren twee studenten aan boord, uit Leiden, die voor John klusjes opknapten, als hij besloot om te verhuizen naar een ander land moesten zij zorgen dat zijn favoriete Mercedes er zo snel mogelijk ook was. Die waren pro John, de dollartekens in hun ogen rechtvaardigden alles. De advocaten (drie in totaal ) hielden zich afzijdig. Van Valerie begreep ik dat dit soort ruzies schering en inslag was, maar als buitenstaander weet je echt niet wat je dan moet. Uiteindelijk ben ik met een ook wat ongelukkige Frans en Oswald en een van de advocaten naar het eiland gewaterfietst, daar zijn we gaan eten. Laat in de avond, eenmaal terug aan boord was ik zo moe van alle indrukken dat ik op het bovendek, op een van de zonnebedden in slaap viel, mijn mooie jasje als hoofdkussen. Ik ontwaakte doordat Frans mij schudde (volop dag alweer) en zei: "Lies, je moet niet schrikken" Dat is de beste manier om mij te laten schrikken. Ik sprong op, bemerkte een behoorlijk stevige bries, omdat mijn mooie jasje onmiddellijk overboord vloog. Uit het onsamenhangende verhaal dat mijn man mij vertelde distilleerde ik de volgende feiten. Het bleek dat in de loop van de nacht de ankerketting was gebroken, en we waren op drift geraakt. Pogingen om de motor te starten waren mislukt, we dreven rond op een scheepvaartroute. Enorme tankers kwamen vlaklangs, volgens een of ander internationaal verdrag moet je, als je stuurloos bent, een zwarte bal in de mast hijsen. Er was geen zwarte bal aan boord. Er was geen gereedschap aan boord, zelfs geen schroevedraaier, omdat de boot eigenlijk de volgende dag naar een of andere keuring moest. Er waren trouwens ook geen reddingsboten, wel twee waterfietsen, maar hoever kom je daarmee? Er was geen eten, en twee liter frisdrank, geen water. Daar drijf je dan. Beurtelings klommen alle mannen omlaag in de machinekamer, ze zouden dat varkentje wel eens even wassen. De motor bleef stil. De kapitein wist het ook niet, Frans dacht een oplossing te weten (Ik heb geen idee van technische details, het was iets met brandstofleidingen) maar werd door John ongenadig uitgescholden, en gedreigd met onmiddellijke overboordzetting, hij wilde Frans nooit meer zien "en dat goedkope hoertje van je ook niet!" (dat was ik) "En blijf met je poten van mijn schip af!" Ik ben maar een beetje uit de buurt gebleven, voorzover dat kan op een boot, ik weet dus alleen uit de tweede hand dat Wayne en zijn vader tot een handgemeen kwamen, toen de oude man weigerde de Kustwacht in te schakelen. We waren namelijk buiten de territoriale wateren, en dan claimt de Kustwacht voor het verlenen van assistentie 20 procent van de waarde van de boot. Zoveel geld als hij had, John zou liever proberen terug te zwemmen. Ons vliegtuig zou om vier uur diezelfde middag vertrekken, en als helemaal niets werkt aan boord van zon schip, wat moet je dan? Drieëndertig graden in de schaduw, en niks te drinken dat wordt gauw gevaarlijk. Er kwam dus een vechtpartij van, de sfeer aan boord die toch al vreselijk gezellig was sloeg nu helemaal door naar uitbundig. Zat je op het voordek, kwamen er daar een paar zitten die binnen twee minuten tegen elkaar begonnen te schelden, trok je je terug op het bovendek, viel je middenin weer een andere hevige discussie. Ik werd er erg somber van, en had een vreselijk dwingend gevoel: Ik wil naar huis! Ik voelde me bedreigd en een beetje verloren, je kon alleen maar zitten afwachten. Er was geen bezigheid te bedenken om een beetje afleiding te hebben, en als er al een gesprek gevoerd werd ging het over De Ruzie, en over hoe het hebben van veel geld iemands karakter verandert, of niet. Toen de beslissing met geweld was afgedwongen om toch maar de kustwacht in te schakelen, bleek de radio ook dienst te weigeren, en Frans was dermate beledigd dat hij na herhaaldelijk aandringen van iedereen behalve John niet wou proberen die aan de praat te krijgen. Hij had zijn trots, zei hij. (En diep in mijn hart was ík trots op hem, hoe graag ik ook weg wilde) Godzijdank kwam er even na twee uur s middags een ander plezierjacht langs, dat ons op sleeptouw nam, weer naar een van die kleine eilandjes. John had zich boos opgesloten in zijn eigen slaapkamer, die heb ik ook niet meer gezien. De gehuurde waterfietsen hingen nog langszij, aan land komen was geen probleem. De Leidse studentjes waren de eerste twee die van boord gingen, helemaal genoeg hadden ze ervan. Ik ben met dezelfde mensen als waarmee we gekomen waren (opgestapeld) achterin de auto van een plaatselijke vishandelaar naar de vliegboothaven gereden, heel aardig van die man, want taxis waren er niet op dat eiland. Het stonk wel verschrikkelijk. Met de vliegboot naar Athene, eindelijk stromend water en wat te drinken, met een kamikazetaxi naar het vliegveld, en op het nippertje ons vliegtuig gehaald. Diep gelukkig was ik, toen ik weer op mijn eigen tot de draad versleten vloerbedekking stond. God wat was ik blij weer thuis te zijn. Van John hebben we nooit meer wat gehoord, op een zwart omrande envelop na, twee jaar na dato. Zijn zoon heeft het bedrijf nu overgenomen, en heel wat ervan afgestoten, hij wil ook nog weleens wat leuks doen, zo vertelde hij mij toen ik hem met zijn dochtertje ontmoette op de kermis, een paar maanden geleden. In die drie dagen is mijn kijk op materieel bezit wel veranderd. Het is leuk als je je alles kan veroorloven wat je nodig denkt te hebben, maar het is geen voorwaarde om gelukkig te zijn. Als iedereen, letterlijk iedereen blij is uit je omgeving weg te kunnen, kan je dan van rijkdom spreken? Misschien staat nu nog steeds, op het vliegveld van Athene, bij de douane een stapel dozen met voor 40.000 communicatie apparatuur. Het mocht het land niet in zonder bepaalde papieren, die er -natuurlijk- niet waren. |