Stendershope
Home ] Up ] Vader ] Dag Zappa ] Avontuur ] Wild ] Boos ] 46 kilometer ] Syntax-error ] [ Stendershope ] Onderzoek ] Sorry ] Griekenland ] Rijk ] Vlinders ]

 

Heimwee naar Stendershope (maart 1999)

In een kleine stad in Engeland, vlak bij het Lake district wonen Peter en Sheila. Hij is de Vicar, daar, de dorpspredikant. Een onwaarschijnlijke maar zeer dierbare vriendschap, zij en ik.

Zijn beiden zestig, behoorlijk vermogend, zeer Engels sophisticated. Ik ben 36, met moeite modaal, en nogal Hollands vrijgevochten. Zij zijn beiden religieus van overtuiging en beroep, ik noem mijzelf een zwevende kiezer op dat gebied. Ik ga alleen naar de kerk als ik daar ben, om Peter vergenoegd vanaf zijn kansel naar mij te zien knikken. Sheila vind mijn rokken allemaal angstig kort, ik vind de dog collar die Peter altijd draagt filmisch ouderwets. Toch vinden wij elkaar probleemloos, elke keer dat wij elkaar opzoeken, wat ongeveer elk jaar gebeurt.

Het begint al als je in hun dorpje binnenrijdt, een stationnetje met geraniums in hangbakken. Lopend naar de Vicarage waan je je in een Agatha Christie roman: Dames met hoeden op snoeien hun rozen en zeggen je vriendelijk en bedekt nieuwsgierig goedendag, op de markt worden thuisgebakken cakes en home made marmelade aan de man gebracht en de slager staat zijn bacon voor het ontbijt te snijden op een marmeren toonbank.

Zodra je te gast in de Vicarage bent gebeurt er iets geks met je gevoel van tijd. Niet dat het allemaal antiek lijkt. Er zijn auto’s genoeg, met bijbehorende parkeerautomaten. Aan de rivier de Eden, in een voormalig mortuarium verhuurt een man mountainbikes. Het geeft een vreemd gevoel, die kleurrijke fietsen allemaal op een rijtje tegen de grijzige muren, met nog steeds het kruis en de spreuken. Dat vergeet je onmiddellijk weer als de man, horend dat je in de Vicarage logeert niets meer wil weten van betalen, je een mooie route meegeeft en je na een uurtje of twee met een fles koud water in zijn auto achterop komt om te kijken of het goed met je gaat.

Het dorp is geweldig, maar Stendershope is het helemaal. Stendershope is een gebied van ongeveer 20 vierkante kilometer productiebos, vlak over de Schotse grens. Onafzienbare rijen naaldbomen, met ongeveer in het midden ervan "the cabin" een blokhut. Eigendom van Peter, het hele gebied. De dichtstbijzijnde buren zijn een twintig minuten rijden (met een terreinauto) weg. Een week in Stendershope is de beste therapie tegen wat voor negentiger jaren stress dan ook.

Je hoeft er niets, je neemt anderhalf uur de tijd om te ontbijten, je struint door de bossen, beklimt de 500 meter van de nabijgelegen twin hills eens een keertje, gaat wat bessen plukken, maar het gaat allemaal op je allerdooiste akkertje.

Tussen het afwassen door besluit zoonlief een halfuurtje hangmatschommelen te gaan doen. Geen probleem. De afwas komt later toch wel af.

Emmy en Sheila spelen het driehonderdachtentwintigste potje Cluedo, ik waag aan het handje van Peter voorzichtig mijn eerste ritje op de quad zoals de vierwielige motoren daar genoemd worden.

We gaan als Highland Patrol een halve dag in de heuvels op zoek naar de Haggis, wat Peter de kinderen voorspiegelt als een schuw inlands Schots beest, en volgens mij weten ze nu nog niet wat het echt is, maar wel dat ze in de maling worden genomen. We besteden met zijn allen een halve dag aan een puzzel, een wereldkaart van 2000 stukjes, en so what als de lunch daardoor bestaat uit een stukje koude pie en een restje wijn voor de volwassenen om te toosten als het ding met toepasselijk gejuich voltooid wordt.

Een half uur lopen cross country brengt ons naar een waterval met een diepe poel eronder, waar je kan zwemmen als je het niet erg vind om er min of meer blauw uit te klimmen: het water komt rechtstreeks uit de Hooglanden.

De eerste dag van het verblijf is iedereen geirriteerd en onrustig. Zonder het zelf te beseffen zoek je naar de druk van je gewone leven. Daarna zak je met een collectieve zucht in het gevoel van Stendershope: Rust. Maar dan echt. Oorverdovende stilte, een enkel schaap dat blaat in de verte, of een vogeltje dat zingt. Niets hoeft. Tijd zat, want die lijkt stil te staan op Stendershope. Opstaan als het licht is en als je zin hebt, naar bed als het te donker wordt om iets te doen.

Natuurlijk is het een luxe manier van terug naar de natuur. Er is water, uit een hogerop gelegen bron, met een zuivering. Er is een enorm fornuis annex kachel, en een sceptic tank. Er is een jeep en twee quads, de boodschappen kunnen probleemloos gehaald. Maar toch. Alleen de gedachte aan het groen van de naaldbomen op de heuvels, de verre geluiden in de stilte, de twin hills met de altijd veranderende wolken, de avondenlange gesprekken over de belangrijke dingen van het leven met Peter en Sheila, het vriendelijke huisje… Denken aan Stendershope is al genoeg om je eigen druktemakerij, je eeuwige moeten te zien voor wat het waard is: Niet veel.