Als we wakker worden willen we allebei maar één ding: Zo snel
mogelijk weg uit dit hotel! De douche proberen durven we niet, het is inpakken en
wegwezen. We lopen met volle bepakking terug naar het busstation, bagage stallen kan op de
busterminal.
Op het station is een simpel eettentje, rode plastic stoeltjes met
Coca Cola-logo en bijpassende tafeltjes, een balie met een klein, gezet vrouwtje erachter,
met schort voor en doek om haar hoofd. We bestellen op goed geluk een ontbijt vanuit haar
warmhoudpannen, we krijgen een drievakjesbord met een hoopje rijst, een bergje bonenpuree
en een rood sausje met stukjes vlees. Niet erg ontbijterig naar Hollandse maatstaven, en
dat idee gaat nog meer onderuit als we er warme tortilla's bij krijgen en -geheel volgens
de regelen der Mexicaanse oprolmethode- beginnen te eten. Oef! De vlammen slaan ons de
oren uit, de lippen en de mondholtes zijn na de eerste hap al geheel gevoelloos. Toch is
het best lekker ook, de borden gaan schoon leeg en de halve literflessen frisdrank die we
erbij hebben ook. Een beetje tranend lachen wij elkaar eens toe, ervan overtuigd dat we
ons hiermee het echte Mexico hebben eigen gemaakt.
Dan springen we in een klein busje dat ons naar de stad terugbrengt.
We lopen rond in het stadscentrum, er is een mooi parkje. Het heeft een geometrisch
patroon van paadjes en perkjes, witte lantaarns, groene gietijzeren bankjes en een
overdekt podium in het midden. We zitten net op een van de bankjes, als we achter ons een
heel gekrakeel horen. Een stuk of wat zwarte, kraai-achtige vogels zijn gezamenlijk een
klein andersoortig vogeltje aan het vermoorden. De veertjes vliegen rond, en die zwarte
beesten krijgen van Jan prompt de naam "valse gaai". We komen ze overal, in alle
stadsparken tegen. Duiven trouwens ook.
Zacatecas is ooit gebouwd rondom een -inmiddels uitgeputte-
zilvermijn, en de souvenirshops willen dat weten. Zilver en zilvererts wordt in grote
hoeveelheden aangeboden. Opgezette kalfjes in liggende houding op een putdeksel lijken ook
een populair artikel. Dan treffen we onze eerste kerk van de reis, een roze kathedraal
maar liefst. De TSK noemt hem 'most stunning'. Het is een prachtige kerk inderdaad, een beetje jammer dat
hij bijna geheel in netten is gehuld om vallende stenen van de hoofden van voorbijgangers
te houden. Of nog waarschijnlijker, om de mooie bewerkte roze steen van duivenpoep te
vrijwaren. We fotograferen heel wat af, het plein voor de kerk, het Plaza de Armas, is
prachtig
En de knopenboel van de elektriciteitskabels is ook decoratief. In
café Acropolis nemen we een niet al te geslaagde cappuccino. Daarna lopen we naar boven,
naar het kabelbaanstation. De kabelbaan is van Zwitserse makelij, en daarom veilig, zo
wordt ons bij herhaling verzekerd. Dit zou ter discussie kunnen worden gesteld. Maar dat
doen we niet... in plaats daarvan kopen we een heleboel ansichtkaarten en postzegels en
schommelen dan in de teleférico hoog over de stad naar Cerro de la Bufa, een merkwaardig
gevormde heuveltop. Daar zijn drie grote ruiterbeelden van de overwinnaars van de slag om
Zacatecas, een sterrenwacht, een museum en de graven van Zacateecse helden. Er is ook een
kapel waar zich een afbeelding van de Virgen del Patrocinio (de beschermheilige van de
mijnwerkers) bevindt die geneeskracht zou hebben. Jaarlijks wordt deze afbeelding in een
processie meegevoerd naar de roze kathedraal, op 8 september. Wij gaan overigens niet in
het kapelletje naar binnen. Wel heeft Lies het ambitieuze plan om La Bufa geheel tot boven
te beklimmen, en vol goede moed stappen we een paadje achter de ruiterstandbeelden op. Het
wordt allengs steiler, en vrij plotseling lijkt het misschien makkelijk om nog verder
omhoog te klimmen, maar kunnen we dan terug
? Lies piept iets dat klinkt als 'Ik durf
niet meer' en schuift met trillende knieën en een droge mond voorzichtig achteruit, terug
naar horizontale ondergrond. Jan heeft het ook niet meer zo vreselijk naar zijn zin en
klimt ook terug. Pfff
dat valt tegen! Er komt een man langs klimmen, zeker een
zestiger, die roept dat we hem maar moeten volgen, hij weet de weg en het is echt niet
eng
maar Lies weet vrij zeker dat het wel eng is, en Jan laat Lies niet zomaar
alleen. Pas als we weer helemaal onderaan zijn zien we dat aan de andere kant van de rots
een makkelijk te belopen pad omhoog slingert naar de top. Dan hebben we echter weinig puf
meer in meer geklim en stappen, na een laatste wandelingetje langs de gebouwen, weer in
het kabelbaantje.
In de stad bezetten we een computer in Internetcafé Cronos, en
mailen naar het thuisfront. Daarna vraagt de inwendige mens om vocht, rust en eten, in die
volgorde, dus lopen we terug naar café Acropolis. Daar besteden we een uurtje aan het
schrijven van de kaarten onder het genot van een koel drankje en eten we wat. Als we na
het eten rustig aan weer in de richting van het busstation wandelen treffen we een hele
heftige rockband druk doende met een openluchtoptreden. De zanger schreeuwt zich a la
Sepultura de voering uit de keel, er wordt oorverdovend gedrumd, gerapt, gescratcht,
kortom, herrie gemaakt. Het is erg vermakelijk.
Dan is het donker en moeten we toch echt terug naar de Central de
Autobuses, waar we onze kaarten in de brievenbus deponeren, onze tassen ophalen, water en
koekjes kopen voor de reis en ons posteren op het perron waar de bus naar Chihuahua komt.
Maar die komt niet. Het is vooral verontrustend dat we niet weten of wij het verkeerd
hebben begrepen, of dat de bus gewoon vertraging heeft. We wachten en wachten en
wachten
Uiteindelijk is er iemand die Engels spreekt en die weet te melden dat de
bus om 22.30 komt. En dat klopt.