Als we wakker worden hoeft Jan maar een arm
uit bed te steken om het gordijn open te doen en zodoende zien we een prachtige
roze-gouden zonsopgang. De gedachte aan een ontbijt dat op ons staat te wachten zorgt
ervoor dat we vrij snel uit bed komen. Beneden blijkt het bij het ontbijt belangrijk
drukker dan bij het diner, we moeten op onze beurt wachten. We krijgen pap, een soort
warme vla met stukjes ananas, en dan gekruide roereieren, aardappel, tortilla's en brood.
Wederom veel en heerlijk. Dat komt goed uit, want we zijn van plan stevig te gaan lopen
vandaag, we kunnen wel wat brandstof gebruiken. We slaan flink drinkwater in en koekjes en
crackers.
We strikken de veters en vertrekken richting ejido. Eerst enkele
kilometers door het dorp, een klein indianenmeisje komt met een gevlochten armbandje op
ons toe, en vermeldt na onze weigering om het te kopen half verontwaardigd half
meelijwekkend dat het maar één peso hoeft te kosten. Jan voelt zich de rest van de reis
ernstig bezwaard en schuldig vanwege die ene peso en dat arme meisje.
Dan bereiken we de begraafplaats die wel héél anders is dan wat wij in
Nederland gewend zijn. Erg veel katholieke symbolen, witte kruisjes en heel veel kleur. De
dood maakt in Mexico veel meer deel uit van het dagelijks leven. Het geeft een heel ander
gevoel om bij zon begraafplaats te staan.
Meteen daarna verlaten we de bewoonde wereld. We moeten entree
betalen en krijgen een vrij onduidelijk plattegrondje van de ejido. Het niet al te
vastomlijnde plan is om naar Lago Arareko te gaan, en met de TSK en het kaartje hebben we
twee routebeschrijvingen erheen. Het alleen-op-de-wereldgevoel slaat onmiddellijk toe, het
is een prachtig gebied met pijnbomen en grillige rotsformaties. Het dal waar de
boerderijtjes staan is weids en de hemel prachtig blauw met enkele witte wolken. In de
lucht cirkelen gieren, ze lijken plezier te hebben in het samen spelen en rondjes draaien.
Ook zien we een ander soort roofvogel, maar we zijn er niet helemaal uit wat. Een soort
arend? Groot zijn ze in ieder geval wel.
Tussen de boerderijen ontmoeten we een Tarahumarameisje waar we een
mandje en een kettinkje van kopen. We passeren een 16e eeuws missiekerkje. Dan steken we
het dal over, alsmaar rechtuit tot we op een hek stuiten waar volgens ons dat meer achter
zou moeten zijn. We besluiten maar even te gaan zitten en wat te picknicken. Na een minuut
of tien horen we gebries en gestamp en komen er met enige tussenpozen een paar mustangs
langs, een zelfs met een veulen. Ze zijn vast eigendom van de indianen die hier wonen,
maar ze lijken wild en komen niet dichtbij. Wel gedraagt de laatste en grootste, een witte
hengst, zich intimiderend: Hij hinnikt en briest en stampt met zijn voorbeen. Als we gaan
staan besluit hij dat we ongevaarlijk zijn, twintig meter verderop gaat de hele familie
staan grazen. Wij gaan het hek volgen, om te kijken of we het meer nog vinden. Dat is een
leuk stukje wandelen, over rotsen en tussen bomen door.
Al met al lopen we zeker zes uur door de ejido, de zon schijnt, er
staat een heerlijk verkoelend briesje, in de verte horen we met enige tussenpozen een
grote trommel bespeeld worden waarop er antwoord komt van een trommel aan de andere kant
van het dal. Kleine varkentjes wroeten langs het pad, een man ploegt een stukje grond om
met een enkele ploegschaar achter een paard, twee Tarahumaravrouwen hoeden een kleine
groep geiten, verder is het helemaal stil.
Om een uur of vier komen we pas weer in het dorp aan, op onze
laatste benen lopen we nog langs een supermarkt waar we wat bier en chips aanschaffen. Dat
nuttigen we op onze kamer in Casa Margarita, die heerlijk koel is. Daar ontdekt Lies dat
ze stevig verbrand is. Vooral voorhoofd, wangen en neus zijn rood. Door de wind heeft ze
het niet in de gaten gehad, en nu durft ze nauwelijks te lachen. Gelukkig heeft Jan een
prima after-sun in de tas.
Het diner is weer een kwestie van op je beurt wachten, maar dat is
het ook alleszins waard. We eten werkelijk heerlijk. De tourgangers zijn aan het eind van
hun latijn, vooral de Britten zijn uitgeput. De klim is ze danig tegengevallen. Toch
willen ze erg graag naar een café of zo, maar er is nergens wat de doen in nachtelijk
Creel. Wij lopen 's avonds nog even een rondje door de hoofdstraat, al is het alleen om
het backpackersgedrang in Casa Margarita te ontvluchten. Als we terugkomen is men aan een
Europees Gemengd Hartenjagen toernooi begonnen, wij nemen nog een biertje en besluiten
vroeg te gaan slapen.